Had ik maar vleugels als een duif,
dan kon ik wegvliegen,
een veilig heenkomen zoeken.
Wegvluchten zou ik, ver weg,
de woestijn in.
Snel zou ik een schuilplaats zoeken,
tegen de storm, tegen de wind.
Psalm 55:7-9
Soms komt er zoveel op je af, zoveel aan pijn, moeite, verdriet, zorgen,
tegenslagen of wat dan ook.
Soms zou je willen ontsnappen aan de plaats waar je bent.
Even alles ontlopen.
Even weg van alles.
Niemand zien.
Niemand spreken.
Niemand horen.
Wegkruipen, ergens op een plek ver weg van alles en iedereen.
Even vleugels hebben als een duif om weg te kunnen vliegen, zomaar,
ineens.
Een schuilplaats zoeken, een schuilplaats die je beschermd tegen de stormen
in het leven, tegen de wind die alles omver blaast, meedogenloos kan zijn.
Ik staar door het raam naar buiten.
Gevoelens van moedeloosheid drukken me neer.
De zwaarte van de zorgen wordt me teveel.
Oh, mensen zeggen het zo makkelijk; geef maar aan de Heer.
Ik staar door het raam naar buiten,
terwijl de tranenvloed me het zicht bijna ontneemt.
Ik kijk naar de duif bij de buren op het dak.
Hij zit daar dagelijks, dat is op zich niet vreemd.
Maar als hij wegvliegt en verdwijnt tussen de bomen,
dringt zich het volgende beeld in mijn gedachten.
Als ik toch vleugels zou hebben, net als die duif,
dan zou ik wegvluchten; geen moment zou ik daar mee wachten.
Weg, heel ver weg zou ik gaan.
Een schuilplaats zoeken tegen de stormen in mijn leven,
tegen de wind die raast om mij heen
en die mij soms van ontzetting doet beven.
Ik staar door het raam naar buiten.
Maar ineens hoor ik van binnen zachtjes Zijn stem.
"Ik ben toch je schuilplaats, je toevlucht, Mijn lieve kind?"
Dan kijk ik naar binnen en kruip gauw weg, bij Hem.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten