Luid roep ik om God,
ik schreeuw het uit.
Als Hij nu maar luistert!
In mijn ellende zoek ik de Heer,
ik strek mijn handen naar Hem uit,
zelfs 's nachts vind ik geen rust;
ik ben niet te troosten.
Denk ik aan God,
dan kreun ik,
ik denk aan Hem en voel me wanhopig.
Heer, U houdt mij wakker,
ik ben onrustig,
kan geen woord uitbrengen.
's Nachts moet ik denken aan het verleden,
aan lang vervlogen tijden,
aan hoe ik Uw daden bezong.
Dan lig ik te peinzen,
en laat de vraag me niet los:
Heeft de Heer ons blijvend verstoten,
zijn wij voor altijd bij Hem uit de gunst?
Is er een einde gekomen aan Zijn liefde,
gelden Zijn beloften niet meer?
Vergeet God medelijden met ons te hebben,
is Zijn woede nog groter dan Zijn liefde?
Daarom zeg ik,
en dat is mijn pijn:
De Heer, de Allerhoogste God,
Hij heeft Zijn handen van ons afgetrokken!
Psalm 77:2-11
Soms voel ik me net als David; zijn woorden zouden de mijne kunnen zijn.
Soms voelt het, alsof ik het uitschreeuw naar God, maar de hemel lijkt gesloten voor mijn hulpgeroep, mijn gebeden.
Ik roep, ik schreeuw, ik zoek, ik strek mijn handen uit ...
Mijn hart wordt gekweld door onrust en 's nachts lig ik te woelen in mijn bed.
Met gevoel van heimwee denk ik terug aan vroeger, aan hoe het toen was en ik verlang terug naar Zijn dichte nabijheid, Zijn troost, Zijn kracht, Zijn liefde.
Ik verlang terug naar de tijden dat ik ervoer te leven onder de bescherming van Zijn vleugels.
Waar, o waar is alles gebleven?
Hoe kon het me ontglippen?
Waar is alles gebleven?
Heb ik gezondigd, ben ik ongehoorzaam geweest?
Heb ik Uw gunst, Uw liefde verloren?
Heeft U Uw handen van mij afgetrokken?
De pijn van mijn hart, de pijn van het ervaren van verwijdering tussen God en mij, doen mij deze vraag stellen.
Het dal van beproeving is zo groot.
De weg er door heen duurt zo lang.
Komt er dan geen einde aan?
Als U, Heer, er dan niet meer bij bent, hoe zou ik dan nog verder kunnen?
Hoe zou ik dan nog vol kunnen blijven houden?
Of heeft U werkelijk Uw handen van mij afgetrokken?
Heer, ik zal nooit vergeten wat U hebt gedaan,
ik zal spreken van al Uw wonderen
vanaf het eerste begin.
Ik blijf denken aan al die grootse daden,
aan wat U allemaal deed.
Mijn God, wat U doet is zo verheven,
geen god is zo groot als U.
Psalm 77:12-14
Vanuit zijn pijn deed David al deze dingen zeggen.
David, een man naar Gods hart.
David, een man wiens leven ook niet echt over rozen ging.
Hij deed zelf menige misstap en zijn kinderen waren ook niet het toonbeeld van gehoorzaamheid.
David, een man met hevig, wisselende stemmingen; uitzinnig van vreugde het ene moment en het volgende moment in zak en as.
God, mijn Vader, wat ben ik U dankbaar dat ik een man als David in Uw woord vind en dat U over hem spreekt als een man naar Uw hart, ondanks alles.
(Handelingen 13:22)
Als ik kijk naar David's leven en zie naar wat God over hem zegt, dan vraag ik me af; waar komt dat vandaan, hoe komt het dat God zo over hem spreekt, zo over hem denkt?
Eén van de antwoorden ligt denk ik al in de bovenstaande Psalm.
David verloor nooit uit het oog wie God was.
Hij verloor nooit uit het oog wat God had gedaan.
Hij vergat nooit om God te danken; na welke uit wanhoop geschreven woorden ook, of onbegrip, of vertwijfeling, of ..., altijd eindigt David met een woord van dank of opzien naar de grootheid en majesteit van God.
Te midden van alles blijft hij steeds opnieuw beseffen, dat God de allehoogste is, de God van wonderen, dat niemand zo groot is als Hij.
Dat houdt hem op de been en hierin ligt de les voor mij.
In welke situatie ik mij ook bevind, wat er ook gebeurt in mijn leven, hoe lang het ook duurt, ik mag nooit vergeten wie God is en wat Hij reeds heeft gedaan.
En als ik maar blijf zien op wie Hij is en op Zijn machtige en grootse daden, dan zal ik daarmee niet de moed verliezen.
Al begrijp ik er nog steeds niets van, al blijven de problemen komen en gaan, Hij is onveranderlijk, Zijn liefde en trouw voor eeuwig, als ik in Hem blijf.
U verricht wonderen,
U hebt alle volken Uw macht doen voelen.
U hebt Uw volk verlost,
de nakomelingen van Jakob en Jozef,
krachtig trad U op.
Het water zag U, mijn God,
het zag U en beefde van angst,
de zee schokte tot op de bodem.
De regens gutsten uit de wolken,
de hemel weerkaatste de donder
en Uw bliksemschichten schoten heen en weer.
Dreunend rolde uw donder voort,
de bliksems zetten de wereld in licht
en de aarde schudde en schokte.
U baande Zich een weg door het water,
een pad door de diepe zee,
niemand kon Uw voetsporen zien.
U hebt Uw volk geleid
als een herder zijn kudde,
U leidde Uw volk,
Mozes en Aäron namen het bij de hand.
Psalm 77:15-21
Heer, U leidde Uw volk naar het door Uw beloofde land.
Grote wonderen en tekenen deed U onderweg.
Alles en iedereen vreesde U en Uw woord; en gehoorzaamde.
Ik geloof, Heer, ik geloof, dat U alle macht hebt in de hemel als op de aarde.
Ook nu nog toont U Uw macht, Uw majesteit; open mijn ogen, opdat ik zal zien en getuigen van wie U bent en van wat U hebt gedaan.
Uw trouw en Uw grootheid wil ik bezingen.
Groot is Uw trouw, o Heer, mijn God en Vader.
U draagt mij door het diepe water, waar ikzelf niet meer kan staan.
Uw stok en Uw staf die vertroosten mij.
In de schaduw van Uw vleugels mag ik schuilen.
Niets is bij U onmogelijk.
Zelfs de wind en de golven horen naar Uw stem.
's Morgens gaat de zon op, 's avonds gaat zij weer onder; U hebt het zo bepaald.
U gaf Uw Zoon als boetedoening voor mijn zonden, Hij stierf voor mij, opdat ik zou leven.
U zond Uw Geest, omdat U wist dat we het zonder U niet zouden redden.
Doorstroom mij opnieuw met de kracht van Uw Geest.
Heer, ik geloof, maar kom mijn ongeloof te hulp.
Vertwijf’ling
In vertwijf’ling richt ik mijn blik naar boven,
naar Hem van wie ik mijn hulp verwacht.
Mijn tranen blijven maar stromen en stromen;
ik bevind mij in het duister van de nacht.
Mijn schreeuw klinkt en kaatst weer terug.
Is de hemel dan voor mij gesloten?
God, mijn Heer, als U Uw oren voor mij sluit,
wat moet ik dan; hebt U mij dan verstoten?
Angst en zorgen trekken mij bij U vandaan.
Ik voel hoe ik ontglip aan Uw liefdevolle bescherming.
Ik strek mijn hand naar omhoog en roep het uit:
“Heer, vergeef en kom opnieuw met Uw ontferming.”
Ik wil blijven zien op U, mijn Heer en God.
Ik klem mij vast aan U en aan Uw woord.
U bent vol liefde, trouw en goedertierenheid;
U bent God en ik weet dat U mij altijd hoort.
Heer, ik wil niet vergeten wat U reeds hebt gedaan,
hoe U er steeds opnieuw voor mij bent geweest.
Ik buig mijn weerbarstige wil,geef mij over aan U en bid:
'Kom, Heer, vul en leidt mij door Uw Heilige Geest.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten