Gespannen keek ik uit naar de Heer,
ik riep om hulp en Hij heeft mij gehoord.
Hij boog Zich naar mij over
en trok mij uit de put;
uit het slijk en de modder.
Hij gaf mij grond onder de voeten,
ik wankelde niet meer.
Hij leerde mij een nieuw lied,
een lied om Hem, onze God te danken.
Ieder die het hoort,
zal onder de indruk komen
en op de Heer vertrouwen.
Want gelukkig ben je,
als je op de Hem vertrouwt,
je heil niet zoekt bij verwaande mensen,
bij hen die verstrikt zijn in leugens.
Psalm 40:2-5
Al een paar dagen lees en herlees ik deze verzen.
Ze raken mij en langzaam vormt zich een beeld in mijn hoofd, in mijn gedachten en gaan deze woorden leven.
In Davids gespannen uitzien naar de Here, proef ik als het ware, de hunkering van de vader van de verloren zoon.
Iedere dag liep deze vader de weg op om te kijken of zijn zoon er al aan kwam.
Een zelfde soort hunkering, maar dan van David naar God, proef ik als hij de woorden neerschrijf:
'Gespannen keek ik uit naar de Heer, ik riep om hulp en Hij heeft mij gehoord.'
In gedachten zie ik hoe een gestalte Zich vooroverbuigt naar David, Zijn hand uitsteekt, David uit de put trekt en hem voorzichtig op de grond zet.
Liefdevol wordt het slijk en de modder van hem afgeveegd en even wordt hij vastgehouden tot hij stevig staat en niet meer wankelt.
Dan raakt Hij zijn lippen aan en een nieuw lied wordt hem geleerd.
Een nieuw lied vol van dank aan God de Vader.
Ik zie mensen komen en knielen.
Ontzagwekkend is de eerbiedige stilte die er heerst.
Hoofden buigen zich als teken van eerbied, ontzag en vertrouwen.
Aan de buitenrand zie ik ook mensen staan.
Misprijzend en laagdunkend is hun blik.
Ze maken zich 'groot' en kijken hoogmoedig neer op hen die geknield liggen.
Zo, lieve Vader, bent U er voor David geweest, maar zo bent U er vandaag aan de dag ook nog voor mij, voor een ieder die naar U roept.
Maar laat in dat roepen, ook een gespannen uitzien naar U zitten.
Gespannen uitzien, in de volle zekerheid dat U hoort en komt.
Dat U mij -ons- hoort en U Zich ook voor mij -ons- vooroverbuigt, Uw hand uitsteekt, mij -ons- uit de put trekt en vaste grond onder de voeten geeft.
Nee, ik wil daar niet mee zeggen dat ik geloof dat U alle moeilijkheden of problemen zomaar op zal lossen of zomaar zal wegnemen, maar wel dat U mij niet ten onder laat gaan.
Mij niet meer geeft dan ik dragen kan.
En ook mijn lippen aanraakt en mij een nieuw lied leert.
Een lied van dank te midden van omstandigheden, als getuigenis van wie U bent en voor alles wat U hebt gedaan.
Zodat anderen ervan zullen horen, U zullen leren kennen en op U leren vertrouwen.
Want David heeft zo gelijk, Here, als hij zegt dat je gelukkig bent als je op U vertrouwt.
Zonder U, Here, is mijn leven zinloos, doelloos, al moet ik ook leren om U meer en meer te vertrouwen.
Nog meer, steeds weer.
Leer mij ook om niet te zien naar mensen bij wie alles altijd goed lijkt te gaan, alles hebben, in voorspoed leven.
Leer mij op U te vertrouwen, hoe mijn omstandigheden ook zijn.
Leer mij ook, dat nieuwe lied om U te danken en vermeng mijn stem met die van David en die van vele anderen, om zo samen U te danken.
In Jezus' Naam.
-Amen -
O Heer en Allerhoogste God,
Ik dank U,
want U hoorde mij
toen ik naar U riep.
U boog Zich naar mij over,
haalde mij uit slijk en modder,
uit de put zo diep.
O Heer en Allerhoogste God,
Ik dank U,
want U gaf mij grond onder de voeten
en ik wankelde niet meer.
Ik dank U en ik prijs Uw Naam.
U zal ik eren en loven,
U alleen aanbidden, U alleen,
mijn God en Heer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten